Annemieke Woudt vertelde in het eerste deel over de drukkerij en haar familiegeschiedenis. In het tweede deel beschrijft ze het tijdschrift Zaans Groen. Het clandestiene literaire tijdschrift – dat tijdens de hongerwinter van 1944-45 werd gemaakt door haar vader en andere jongeren – is recent verschenen in boekvorm. Daar is een inleiding aan toegevoegd door Annemieke.
Vertel eens over je vader Klaas Woudt
Klaas Woudt (1923-2012) was bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bijna 17 jaar. ‘Hij zat op het Zaanlands Lyceum, maar hij had weinig interesse in school. Mijn vader hield meer van plezier maken, hij was voorzitter van de ZLV, de leerlingenvereniging van het lyceum, speelde trompet in twee jazzbands en was actief bij een toneelvereniging. In zijn klas zaten Marcus Bakker en Ton Oosterhuis.
De drukkerij Heijnis&Schipper (zie het eerste deel) werd gerund door zijn vader Piet en diens broer Jan. Toen de laatste kwakkelde met zijn gezondheid, werd mijn vader gevraagd of hij bij kon springen. Hij was daar echt nodig. Hij verliet de HBS en ging naar de Patroonsopleiding bij de Amsterdamsche Grafische School, dat was een gouden greep. Mijn vader vond het hartstikke leuk om een opleiding te volgen tot patroon, bedrijfsleider van een grafisch bedrijf. Je werd er opgeleid tot all round vakman: zetter, drukker en vormgever. Dit vond hij wél boeiend. Met de ausweis voor school kon hij heen en weer reizen naar Amsterdam. Toen zijn zus Mart moest stoppen met studeren en bij een longarts ging werken, kwam daar een tbc-verklaring bij. Bij controles werd hij daarom gelukkig met rust gelaten.’
Waarom hebben ze Zaans Groen opgericht?
‘In 1944 was het zeer grimmig, dit bleek later een goede voedingsbodem voor het ontstaan van verschillende literaire blaadjes. Parade der Profeten uit Utrecht met bijdragen van onder anderen W.F. Hermans, Hans Warren en Paul Rodenko was de bekendste. Hier konden beginnende schrijvers hun poëzie en proza publiceren. Mijn vader en zijn zus Mart (1920-1967) ontdekten in die tijd van elkaar dat zij allebei gedichten schreven, die ze daarna met elkaar bespraken. In de familie was het al gewoon om gedichten voor te dragen. Mijn oma kende er veel uit haar hoofd.
Klaas en Mart stuurden gedichten naar Parade der Profeten. Die werden ook gepubliceerd, maar grafisch vonden ze het tijdschrift niet bijzonder. Het was simpel gestencild. Zo bedachten ze dat ze met elkaar ook iets konden maken. Voor die tijd was Klaas in de drukkerij al bezig geweest met het drukken van rijmprenten en kleine boekjes. Verzetsdaden pasten niet bij ze, wel mooie dingen maken in een lelijke tijd. Ze zochten de schoonheid.’
Wie leverden de bijdragen aan Zaans Groen?
‘Op de fiets gingen mijn vader en zijn zus Mart langs bij jonge schrijvers, muzikanten en beeldend kunstenaars, die vaak ondergedoken waren. Aan dagblad De Typhoon vertelde hij in 1983 dat het geen probleem was om medewerkers te vinden. Als mensen er ‘artistiekerig’ uitzagen, dan vroegen ze om iets te maken. Marcus Bakker en illustrator Ber Hulsing waren toen al lid van de CPN, Marcus wilde Nederlands studeren. Redacteur Ton Oosterhuis had bij Klaas in de klas gezeten. Illustrator Ru van Rossem kende hij ook van het Zaanlands Lyceum. Mart, drie jaar ouder, betrok er weer andere mensen bij, zoals illustratrice Truus Kramer en actrice Truus Dekker. Via hun neef Gerrit Woudt, de kunstschilder, kwam Ties Stuurman erbij, die illustreerde en de naam ‘Zaans Groen’ bedacht.
Zo ontstond er een groep van jonge mensen, die verhalen en illustraties maakten voor het ‘litterair- cultureel’ blad Zaans groen. Het leverde een mix van poëzie, proza, essays, discussies, tekeningen en grafische ontwerpen op. Alle denkbare kunstvormen kwamen erin voor, ook architectuur en weefkunst.’
Hoe werd Zaans Groen gemaakt?
‘Het was al snel vol geabonneerd. Van nummer 1 drukte Klaas er 250. Er was zoveel vraag naar, dat ze het verhoogden naar 400. Dat was het maximaal haalbare met een bij elkaar gesprokkelde papiervoorraad. De stenen voor de litho’s van de illustrators haalde Klaas lopend met de fiets op, ze waren loodzwaar. De steen op de bagagedrager liet de fiets steigeren, hij kon er niet mee fietsen. Het was de tijd van de hongerwinter, het was heel koud en er was geen elektriciteit. Je moest aan een touw trekken om de trapdegelpers aan de gang te houden bij gebrek aan stroom. Het was een enorme klus om het voor elkaar te krijgen.
Zaans Groen wordt in de catalogus van een expositie van clandestiene uitgaven te Utrecht in 1979 omschreven als ongetwijfeld ‘het mooiste clandestiene tijdschrift’. Het was mooi gedrukt, zeker gezien de moeilijke omstandigheden. Alle illustraties zijn er handmatig in geplakt. Een speciale knip- en plakgroep was dagenlang bezig met duizenden plaatjes. De pagina’s van de tijdschriften werden door twee gaatjes, met een allegaartje aan touwtjes, veters, stukjes lint en raffia, aan elkaar gebonden. Alles wat ze maar konden vinden en wat lang en sterk genoeg was, werd hiervoor gebruikt.’
Was het een cultureel of een kritisch tijdschrift?
Er is later herhaaldelijk onderzoek gedaan naar Zaans Groen. ‘Daardoor weten we ook van de discussie met Marcus Bakker. Het tijdschrift was er voor het behoud van culturele waarden die verloren dreigde te gaan. Er was zoveel kapotgemaakt. Het blad wilde de schoonheid laten zien. Zo is er een omslag met een illustratie van een afgeknapte boom waar een nieuwe loot uit opschiet. “Verbeelding van groeikracht tegen de verdrukking in”, gemaakt door Ber Hulsing. Met hun streven naar schoonheid wilden ze troost vinden en bieden.
Marcus Bakker wilde een meer offensief blad, daar is veel discussie over gevoerd. Hij vond een gedicht over liefdesverdriet niet passen. Schoonheid was echter steeds het criterium. Als er een goed offensief stuk was gekomen, dan hadden ze het wel geplaatst, zei Klaas er later over. Slecht geschreven stukken werden afgewezen. Mijn vader schreef een stukje in Zaans Groen waarin hij uitlegde dat hij wel offensief wílde zijn, maar dat niet kon: daarvoor was een geloof of sterke overtuiging nodig en daar ontbrak het hem aan.’
Wat gebeurde er na WOII met Zaans Groen?
‘Na de oorlog hebben de redacties van diverse clandestiene literaire bladen nog een tijd samen een landelijk blad gemaakt, Columbus, dat gedrukt werd bij drukkerij Heijnis. Toen gingen ook de ego’s van verschillende mensen een rol spelen. Mijn vader hield daar niet van en is er op een gegeven moment mee gestopt.
Er is wel veel werk voortgekomen uit wat hij in die laatste periode van de oorlog clandestien uitbracht, in de meeste gevallen onder de schuilnaam (voor de drukkerij) d’Oude Zoutkeet – naast Zaans Groen waren dat dus rijmprenten en boekjes. Hij heeft mooie dingen gemaakt.’
Wat is volgens jou de waarde van het tijdschrift?
‘De artikelen in Zaans Groen zijn vaak gedateerd, al zitten er nog mooie stukjes bij. Een aantal gedichten van mijn tante bijvoorbeeld vind ik heel mooi. Ook veel illustraties zijn tijdloos en prachtig. Het is mooi dat jonge mensen tegen de verdrukking in met de spaarzame middelen van toen zoiets konden maken. Daar heb ik respect voor. Dat kun je ook doortrekken naar de huidige tijd. Je kunt je hoofd buigen en denken: het is shit, maar je kunt ook proberen er ondanks alles iets moois van te maken. Al is dat soms makkelijker gezegd dan gedaan. Ik denk dan aan mensen die echt ziek zijn, of van wie geliefden dat zijn, of mensen voor wie de eenzaamheid nu echt te groot is. ’
Meer weten?
‘Zowel mijn broer als mijn vader schreven in 2005 een artikel in Zaans Erfgoed (nr. 13) over Zaans Groen – pagina 40 t/m 47. Zie de download hieronder.
‘De naam ‘Zaans Groen’ is bedacht door illustratrice Ties Stuurman. Van haar staat een litho op pagina 47 van Zaans Erfgoed. Truus Kramer en Ties Stuurman, twee vrouwen dus (Ties komt van Tineke), hebben veel geïllustreerd in ZG. Ber Hulsing en Ru van Rossem waren de twee mannen die dat het meest deden.’
Het boek Zaans Groen is te koop bij Uitgeverij Noord-Holland