Angelique Starrreveld: ‘In Museum 9-11 kwam de Bijlmerramp boven.’

‘Ik hoefde maar een uniform aan te trekken of er was weer een incident.’ Anqelique Starreveld uit Zaandam werkte van 1990 tot 1999 bij de politie. Tijdens haar werk gebeurde er veel wat diepe indruk maakte. Dit stopte ze weg in de doos van Pandorra. In het 9-11 Museum in New York gebeurde er iets. De herinneringen aan de Bijlmerramp kwamen hard binnen. Ze realiseerde zich dat allerlei dramatische gebeurtenissen die ze had proberen te vergeten zich niet weg lieten drukken.

Lees eerst het eerste verhaal van Angelique

‘Toen ik me in 1998 ziek meldde, bestond PTSS (posttraumatisch stresssyndroom) nog niet. Ik was overspannen en depressief. Mijn omgeving oefende druk uit dat ik weer moest werken. Wat loop ik toch te zeuren, dacht ik, en ben iets totaal anders gaan doen.

Ik was constant getriggerd, had angstaanvallen, hoogtevrees en durfde niet door tunnels. De symptomen waren er, maar mijn hersens wilde het niet erkennen.’

Het verband met wat ik had meegemaakt, legde ik nog niet.

Museum 9-11

‘In 2014 bezocht ik in New York het museum waarin 11 september 2001 wordt herdacht.  Hier is de trap uit de Twin Towers nagebouwd waar bewoners naar beneden vluchten en hulpverleners naar boven gingen. Hoe verder je het museum in gaat, des te heftiger het wordt.  Je ziet verbrande documenten en schoenen en een afgebrande brandweerauto. Door microfoons hoorde je de verhalen van mensen die afscheid namen via hun mobiel van hun geliefden. Ik hoorde de stemmen van mensen die de dood ingingen, de stemmen die ik niet had gehoord tijdens de Bijlmerramp.

Toen was het boem en kwam de Bijlmerramp boven. De geur, de smaak, het duizelde me, en ik moest overgeven. Ik viel bijna flauw door de stemmen. Het was alsof ik in een slechte film zat, ik moest eruit. In paniek ben ik door de nooduitgang naar buiten gerend. Er was een speciale route om snel uit het museum te kunnen. Buiten heb ik in het zonnetje gezeten om te wachten tot mijn vrienden me gevonden hadden. Het donkere gebouw kon ik niet meer in.’

Toen wist ik, hier klopt iets niet. Ik heb iets.

‘In die tijd raakte ik ook mijn telefoon kwijt waarna ik aangifte heb gedaan bij de New York police department. Daar raakte ik in gesprek met politieagenten die de ramp hadden meegemaakt. Zij hadden posttraumatische stress. Omdat zij in hetzelfde gebied nog altijd aan het werk zijn, worden ze er elke dag mee geconfronteerd. Er is geen ontsnappen aan. De mensen die ik toen sprak, zijn vrienden geworden.’

PTSS

‘Toen ik terug was, heb ik oud-collega’s benaderd om te vragen of alles wel zo erg was geweest, zoals ik me herinnerde. Ik realiseerde mij toen dat ik tien jaar van mijn leven kwijt was en ging mezelf vragen stellen over wat ik in die tijd had gedaan, daarna en wie ik eigenlijk was. Iemand wees mij op PTSS, posttraumatisch stressstoornis. Via de casemanager is een jaar later de erkenning gekomen dat ik dit had. Daarvoor moest je vijf incidenten benoemen. Het was toen nog zo vroeg in het verwerkingsproces dat ik alleen de Bijlmerramp nog wist door het bezoek van 9/11. Alle extreme gebeurtenissen had ik verdrongen. Ik wist in 2014 vaag nog dat er iemand van het dak wilde springen, een dodelijke aanrijding en een zelfdoding van een collega met een dienstwapen.
Langzamerhand kwam alles terug. De doos van Pandorra ging stapsgewijs open, zogezegd.

Erkenning van trauma

‘Wat ik toen nog niet benoemde was dat ik een baby reanimeerde waarvan de omstanders vonden dat ik dit niet goed genoeg deed. Ze hebben me toen in elkaar geslagen. Dat wist ik niet meer. Ik werd steeds meer geconfronteerd met incidenten die ik had verdrongen. Uiteindelijk kreeg ik de erkenning en wat dan? Nu heb ik een brief dat ik ptss heb. Ik wil vergoed krijgen dat ik tien jaar van mijn leven kwijt ben, dat ik pensioenopbouw mis, dat ik geen carrière kon opbouwen, dat ik vrienden uit die tijd met grote vraagtekens heb laten zitten en een totale verwarring heb gecreëerd. In 2016 heb ik de politie daarvoor aansprakelijk gesteld. Het is nu aan het rollen, het besef dat de ziekte bestaat. Tegenwoordig neemt de politie wel voorzorgsmaatregelen. In de periode dat ik bij de politie werkte, was er geen hulp. Ze wilden liever dat je uit dienst ging als je vaak ziek was.’

Het duurt nu al zo lang dat het lijkt alsof ze geen smartengeld willen betalen.

Stilzwijgen lost niets op

‘Er zijn veel mensen die dit ook hebben. Binnen een voetbalteam van de politie hebben twee agenten het. Misschien zegt dit iets over hoe vaak het voorkomt. Het is belangrijk om mensen voor te lichten, dat er mogelijkheden zijn om erover te praten. Je moet het aan mensen vertellen, om te voorkomen dat het erger wordt. Ik hoop dat het geaccepteerd wordt. Dat mensen er vooruitkomen en dat er besproken kan worden wat eraan gedaan kan worden. Het stilzwijgen en met een vingertje wijzen lost niets op.’

Het zit in mijn hoofd en aan de buitenkant is niets zichtbaar.

Soms geef ik wel eens aan dat ik liever wilde dat ik een arm of been zou missen, dat is namelijk zichtbaar in plaats van de handicap in mijn hoofd.

Iedereen heeft zijn eigen verhaal

‘Bij bijeenkomsten voor mensen met ptss kom je ook militairen, brandweerlieden, agenten en andere hulpverleners tegen. De mensen die nog regelmatig in het gebied komen waar de traumatische gebeurtenis was hebben daar problemen mee. Je ziet het dan steeds terug. Inmiddels heb ik verschillende soorten therapie gevolgd. Wanneer je tien mensen met ptss bij elkaar zet dan wil ieder zijn of haar eigen verhaal vertellen. Dan ga je snel luisteren en iemand anders helpen in plaats van jezelf. Daarom ben ik daarna voor een individuele therapie gegaan.’

Terug naar de rampplek

‘In januari ben ik benaderd door een agent die de Bijlmerramp ook heeft meegemaakt. Hij was eerder door een andere agent benaderd om samen terug te gaan naar de rampplek. Die traditie wilde hij doorgeven. Ik herkende niets, alles was weg. Ik moest me heel erg oriënteren. Het was een zonnige dag, in mijn herinnering was toen alles heel donker. En nu was het licht. De agent die ik toen niet kende herinnerde zich ook de boom die alles heeft gezien. Daar heeft hij toen, net zoals ik, toen tegen aan geleund. Waarschijnlijk hebben wij toen ook even met elkaar gepraat. Het is rustiger geworden in mij sinds ik daar geweest ben. Er is een band gekomen tussen de Bijlmerplaats en mij. Hoe heftig het ook was, de plek die mij gebroken heeft, heeft mij ook gemaakt tot wie ik nu ben.

Het ontstaan van nieuwe banden, moet je toe kunnen laten en kunnen waarderen. Anders blijf je altijd in het oude gevoel hangen.

Nu ik ptss heb erkend, kan ik ook andersom denken.

Ik herinner me nu ook weer de mooie dingen. Door zowel de droevige, leuke, extreme en mooie zaken te herinneren, maak ik het weer compleet. En kan ik weer verder.’

Nare en goede herinneringen

‘Stapsgewijs kan ik na de erkenning weer herinneringen toelaten. Iedere keer als er een nare zaak terugkomt dan komt er een goede herinnering bij. Alsof mijn brein zorgt voor de balans.

Wat ik heb geleerd, pas ik nu overal toe. Ik kijk niet meer alleen naar het negatieve maar ook naar het positieve. Ik heb geleerd erover te schrijven. Dat het lukte, dat heeft mij veel gebracht. Nu zit ik goed in mijn vel.

Tijdens mijn werk als politieagent was ik altijd aan het luisteren en probeerde mensen de goede kant op te trekken. Zo herinner ik me een vrouw met een psychose met wie ik echt contact had. Mensen verrijken, inleven in situaties, mensen helpen. Dat is wat ik wil. Daarom wil ik in de Zaanstreek iets opzetten voor mensen met ptss zodat ook zij hun verhaal kunnen vertellen. En dat vallen betekent dat opstaan de enige optie is.’

Angelique Starreveld bundelde daarom haar verhaal met die van andere politie agenten in het boek Als de Sirenes blijven loeien.