‘Het zijn zulke leuke kinderen. Hoe kan het dat ze niet gezien en gehoord worden?‘ Wanneer Marieke van Vliet vol vuur vertelt over haar stichting Geef mij de kans dan word je al snel gegrepen door haar enorme drive om anders te kijken naar stille kinderen. Marieke is moeder van drie kinderen. De oudste is bovengemiddeld intelligent, de tweelingmeisjes hebben allebei een vorm van autisme. Een zit op het speciaal onderwijs omdat ze licht verstandelijk beperkt is, de andere is gemiddeld intelligent en volgt een reguliere middelbare school. Dat laatste dankt ze mede aan haar moeder, die een strijd moet leveren om de docenten te laten zien dat haar dochter anders leert.
Als je een andere benadering kiest werkt het veel beter dan als je de stof op identieke wijze blijft herhalen.
Waarom de naam Geef mij de kans?
Dat is heel simpel. Marieke heeft in de loop der jaren veel kennis opgebouwd over autisme en heeft de opleiding toegepaste psychologie bijna afgerond. Omdat er veel meer kinderen zijn zoals haar dochters heeft Marieke eind 2014 de stichting Geef mij de kans opgericht.
Wie is de doelgroep van Geef mij de kans?
We hebben jongeren tussen de zes en achttien jaar met autisme, maar we richten ons ook op andere doelgroepen. Er zijn zoveel kinderen die geen aansluiting vinden, bijvoorbeeld omdat ze super verlegen zijn of gewoon net even anders. Ze worden niet gezien. Binnen het systeem of groep komen ze niet tot hun recht en hebben daardoor geen of weinig vrienden. Terwijl wij ervaren dat ze superleuk zijn als je ze leert kennen. Maar dan moeten ze zich wel veilig voelen. We hebben nu één groep, maar in de toekomst willen we verschillende groepen opzetten zodat de jongeren op hun eigen niveau veel bij elkaar herkennen. Mensen denken vaak dat iemand met autisme geen sociaal contact wil. Dat is niet het geval, ze vinden het alleen soms lastig. Ook voor hen geldt dat het fijn is dat je gehoord wordt en je mag zijn wie je bent. Af en toe is het fijn om je af te zonderen van de groep. Als je daarna weer aansluit, dan is dat toch prachtig.
We willen graag dat iedereen echt een kans krijgt om zichzelf te zijn zodat hij prima mee kan doen. We willen heel graag een inclusieve samenleving.’
Het is fijn om contact te hebben met jongeren die aansluiten bij jouw belevingswereld.
Wat doet Geef mij de kans?
‘Eens per maand is er een creatief (kook)café van half twee tot half vijf bij jongerencentrum Baaz in het Kaaikhof van Assendelft. Als je onze doelgroep in een keurslijf stopt dan is dat heel lang. Maar zoals wij het aanpakken, is drie uur geen enkel probleem. Soms wordt er gekookt, maar we hebben ook creatieve activiteiten. We vragen wat zij zelf willen doen en proberen dat voor elkaar te krijgen. Het is hun café. Bij ons komt het regelmatig voor dat iemand even wegloopt. Wij gaan er dan niet achter aan om iemand op te roepen er weer bij te komen. Wij weten dat het kind het even nodig heeft om er niet bij te zijn. Vaak horen we na afloop van ouders dat hij of zij zo blij thuiskwam. We maken hier echt een verschil. We oordelen niet. Iedereen mag zichzelf zijn.’
Hier hoef je niet in een kader te passen en mag je lekker jezelf zijn.
‘Naast het kookcafé hebben we bij een reguliere badmintonclub een eigen groepje die extra ondersteuning krijgt.
We willen nog een café opzetten waarin jongeren met een gemiddelde intelligentie of hoger elkaar kunnen ontmoeten. Dit is vooral bedoeld voor jongeren die weinig contact hebben met leeftijdgenoten, maar die dit wel heel leuk zouden vinden.’
Wat wil je bereiken met de activiteiten?
‘Het doel van de activiteiten is om elkaar op een laagdrempelige manier te leren kennen. Wij zetten niet in de folder dat je bij ons vrienden moet maken, want dan komt er geen hond. Overal waar druk op staat, dat werkt niet. Als je dan toevallig toch bevriend raakt, dan is dat mooi mee genomen. Er zijn totaal geen voorwaarden.
We moeten ons aan bepaalde afspraken houden, maar we moeten ook naar het individu kijken.’
Soms moet je het systeem veranderen zodat iedereen er bij kan horen.
Wie zijn er actief bij Geef mij de kans?
We zijn, inclusief het bestuur, met negen vrijwilligers waarvan mijn zoon er een is. Hij begeleidt bijvoorbeeld de badminton. In het begin was het heel moeilijk om vrijwilligers te vinden maar doordat we steeds bekender worden hebben we nu een leuke club bij elkaar. Zo hebben we een jonge vrijwilliger van negentien die de pabo wil volgen, maar ook vrijwilligers van tussen de 20 en 30 en tussen de 50 en 60.
Wat zijn je plannen?
Ik ben er nog lang niet. Ik heb hartstikke veel plannen. Zo starten we ook met een koor. Ook heb ik al verschillende presentaties gegeven over autisme. Dat zou ik nog veel meer willen doen. Doordat ik de theorie en praktijk ken kan ik goed overbrengen hoe het werkt. Die kennis zou ik ook graag willen overbrengen in het onderwijs.’