Sadegül Guneş: Binden en verbinden

Het is altijd mijn doel geweest om vooral vrouwen te laten zien dat ze zich moeten ontwikkelen, dat ze hun eigen keuzes moeten en kunnen maken.

Binden en verbinden, dat is het motto van Sadegül Guneş. Op haar 12e kwam ze vanuit Turkije met haar moeder en broer naar Westzaan in het kader van gezinsvereniging. Haar vader werkte als gastarbeider bij Bruynzeel. Eerder had hij als gastarbeider in Zwitserland en België gewerkt. Om zijn vrouw en twee kinderen over te laten komen, kocht hij in 1981 een huis in Westzaan.

Goede toekomst

Sadegül had eerder bij familie in Istanbul gewoond. Haar moeder wilde niet dat ze op het platteland zou opgroeien waar ze op het land zou moeten werken in plaats van naar school te gaan. Haar moeder had geen opleiding gevolgd, ze wilde voor haar dochter een goede toekomst met opleiding.

In de internationale schakelklas in Zaandam bleek dat Sadegül makkelijk kon leren. Ze ging naar het havo op het Zaanlands Lyceum. ‘Ik werd altijd gestimuleerd: Je kan het, je mag het. Doe het!’

Die boodschap kreeg ik mee, daardoor zag ik alleen maar mogelijkheden. Tegenwoordig krijgen kinderen van ouders met een migratieachtergrond regelmatig een lager schooladvies, dat heb ik niet meegemaakt.’

Mijn vader werd zelfs als gastarbeider ook verwelkomd door koningin Beatrix. 

Over Sadegül Guneş

Door emancipatie en goede kennis van de Nederlandse taal en het systeem gaan deuren open.

Sadegül werd actief bij diverse (allochtone) verenigingen/organisaties om de integratie en participatie te bevorderen. Ze studeerde Culturele Maatschappelijke Vorming en daarna rondde ze deeltijd de HEAO opleiding Management Economie en Recht af. Ze is voorzitter van het Burgerplatform Zaanstad en secretaris bij de stichting Verbinden (die zich inzet voor wijkbewoners die een steuntje in de rug kunnen gebruiken). Tevens is ze bestuurslid bij de buurttuin De Groene Oase in Poelenburg, actief bij PBO van de Orkaan en Ledenraad van de Rabobank.

Ook was ze voorzitter van PLATO Zaanstad, die de belangen van Turkse Zaankanters behartigt en van Huzur Zaanstad, die opkomt voor de belangen van de 1e en 2e generatie Turkse Nederlanders.

Van Wij-cultuur naar Ik-cultuur

De samenleving is erg veranderd.

‘Ik herinner me nog goed een kenmerkend voorval uit mijn begintijd in Zaanstad. Met de fiets ging ik vanuit Westzaan naar de schakelklas in de Peperstraat in Zaandam. Dat fietsen vond ik nog niet zo makkelijk, daardoor reed ik een auto aan op de Beatrixbrug. De vrouwelijke bestuurder vertelde dat de schade aan haar auto door de verzekering van de school gedekt zou worden. Ze nam me letterlijk en figuurlijk aan de hand en ging met mij mee naar school. Die mevrouw was bereid om mij te helpen.

Na de Tweede Wereldoorlog was er een Wij-cultuur. Inmiddels is dat veranderd in een Ik-cultuur met veel eenzaamheid. En nu willen we allemaal weer terug naar gezien worden.’

Zorg voor elkaar

‘Eerder was het vanzelfsprekend dat je voor je ouders zorgde, dat je alles voor hen vertaalde en regelde. Als oudste dochter nam ik de rol van vader en moeder over. Ik dacht dat dit erbij hoorde. Vaak wordt over allochtonen gezegd dat ze weinig vrijwilligerswerk en mantelzorg doen. Maar ze doen niet anders, dat hoort er gewoon bij. Het is gewoon je verantwoordelijkheid om voor een ander te zorgen. Wanneer je er geld voor krijgt, dan word je pas raar aangekeken.

Bij de Turkse cultuur hoort gastvrijheid en dat je voor elkaar zorgt.

Mijn zorg is jouw zorg. Het is heel jammer dat dit als gesloten wordt ervaren en dat mensen zich buitengesloten voelen. De gastarbeider werd lang als lelijke eend gezien, zij vonden steun bij elkaar. Ik weet nog goed dat er vroeger iedere dag vijf minuten een tv uitzending was in het Turks, we klampten ons er allemaal aan vast. We wilden ook ons ei kwijt en gezien worden.’

Roeping

‘Ik volgde een opleiding tot doktersassistent maar ik heb daar niets mee gedaan. In mijn omgeving kregen vrouwen op hun zestiende al kinderen. Toen ik 22 jaar was, kregen we onze dochter. Dat je moeder werd, sprak voor zich. Ik wilde er ook bij horen.  Zes en zeven jaar later kregen we nog een dochter en zoon.

Als ik terugkijk, hoefde ik nooit te vechten om kansen te krijgen. Ook heb ik niet met discriminatie te maken gehad. Het werd wel een roeping om mensen te helpen die het wel nodig hadden. Zo was er een grote kloof tussen ouders en kinderen met een allochtone achtergrond, ze konden niet goed met elkaar praten. En daardoor begrepen ze elkaar ook niet. Op school zagen leerkrachten dat ouders met een migratieachtergrond te weinig betrokken waren bij het onderwijs. Dat heeft te maken met de culturele achtergrond. In Nederland is het vanzelfsprekend dat je als ouder betrokken bent bij het onderwijs van je kind. In veel andere landen geldt dat de leerkracht verantwoordelijk is voor het onderwijs, daar hou je je als ouder buiten.’ (In het Turks: Eti senin kemiği benim)

Binnenkort deel 2 waarin Sadegül Guneş haar visie deelt hoe verschillende bevolkingsgroepen in Nederland beter bereikt en begrepen worden.