‘De molens maken deel uit van onze Zaanse identiteit, dat gevoel heb ik heel sterk.’
Ed Pielkenrood was van 1998 tot 2008 bestuurslid van Vereniging Zaansche Molen. Sinds 2007 is hij als vrijwilliger hoofdredacteur van De Windbrief, het magazine van de vereniging.
Dit is het tweede deel van een drieluik waarin Ed vertelt over het belang van verhalen.
Vereniging Zaansche Molen
‘Ik werd gevraagd om toe te treden tot het bestuur van de vereniging vanwege mijn communicatie-achtergrond. De wens voor communicatie was echter beperkt, want het bestuur was vooral bezig om molens te redden en te onderhouden. Daar moest al het geld naartoe. De vergaderingen gingen er vooral over wat hersteld en gerestaureerd moest worden. Er was veel minder aandacht om het verhaal van de molens naar buiten te brengen. Het besef dat je dat ook moet laten zien is pas later gekomen. Dat wordt steeds sterker.’
Als je het verhaal niet vertelt, dan houdt het op een gegeven moment op.
Leden worden geen lid van de vereniging om in detail te willen weten hoe molenonderdelen hersteld of gerestaureerd worden, maar omdat ze het belangrijk vinden dat de molens er zijn en blijven.’
Imago van Zaanstad
‘Begin 2002 werd ik via mijn bureau Pielkenrood PR ingehuurd door een woningbouwcoöperatie en werd zo betrokken bij een discussie over het imago van Zaanstad. Wat is dat nou voor stad was de vraag? Als je over de A8 rijdt dan rijd je langs de grote lelijke flatgebouwen en het stonk er ook ontzettend. Dat was het beeld. Wat konden we daar aan doen?’
Wat was onze identiteit en was is nu eigenlijk een Zaanstadter, een term die nooit iemand zou gebruiken.’
De molen verbindt!
‘Ik heb daar toen flink over nagedacht en kwam natuurlijk uit bij de molens! Daar is het allemaal mee begonnen, dat verbindt ons. We zijn er allemaal aan gewend dat ze er altijd geweest zijn en we gaan eraan voorbij zonder er nog echt naar te kijken. Maar als we ze zouden weghalen dan is onze identiteit weg. De molens versterken en zijn essentieel voor de Zaanstreek. Ze zijn niet alleen mooi. Ze hebben eerst in alle dorpen gestaan en dat verbindt ons.
In 2000 hebben we voor het 75-jarig bestaan van vereniging De Zaansche Molen de burgemeester het jubileumboek overhandigd in De Schoolmeester. Wij zijn een van de grootste verenigingen van de Zaanstreek en we hoopten dat ze zich verbonden zouden voelen met de club. Daarom kreeg de burgemeester het eerste boek overhandigd.’
Cultuur wordt te weinig gezien als essentieel, als onmisbaar. Dat is nog altijd zo, dat vind ik vreselijk.
Leden kunnen vuist maken
‘Met de persaandacht toentertijd is de vereniging flink gegroeid. Dat hebben we ook nodig. Het lidmaatschap kost € 25 per jaar. Daar kunnen we de molens nauwelijks van onderhouden. Minstens zo belangrijk is het aantal leden oftewel het grote draagvlak, want samen kun je een vuist maken en laten zien dat molens belangrijk zijn. Ooit hadden we ruim 4000 leden, maar door overlijden en verhuizing zijn dat er nu nog 3500. Er is wel weer een lichte groei.’
Ik zou willen dat iedere Zaankanter ziet hoe belangrijk de molens zijn en de vereniging daarom steunt via het lidmaatschap.’
Het is ons verleden
‘Zaankanters die hier al meer generaties wonen, hebben allemaal een verleden in de molens. Je kunt er verzekerd van zijn dat ze vroeger in de molens hebben gewerkt. Molens hebben ons de welvaart gebracht, anders was de streek niet zo groot geweest en was er ook geen industrie geweest. Dan was het nog een eenvoudige boerengemeenschap. De mooie gebouwen en huizen danken we aan de mensen die geld verdiend hebben in de molens en de industrie die daaruit voort gekomen is. De molens zijn onze monumenten.
Zij zijn de innovatie van toen. Het zijn iconische werktuigen.
‘Een molen leeft en dat voel je ook als je met een flinke wind in een draaiende molen staat. Alles beweegt en schudt. Dan besef je dat er een enorme kracht aan het werk is. Het is ontzettend knap als je bedenkt hoe mensen dit vier eeuwen terug hebben kunnen bedenken. Doordat de molens hout konden zagen, ging de productie enorm omhoog. Daardoor konden er houten huizen en schepen worden gebouwd. Ik idealiseer die tijd niet, want mensen moesten hard werken en gingen vroeg dood.’
Je moet de dingen zien in het tijdsbesef van toen, dat was toen gewoon.’
Dit is het tweede deel van een drieluik waarin Ed Pielkenrood vertelt. Lees ook deel 1: Ed Pielkenrood: Ik hou van oral history.
Binnenkort deel drie over de huidige tijd.