De molens op en om de Zaanse Schans zijn voor toeristen de voornaamste reden voor een bezoek aan Zaandam. Het is een schitterend plaatje, met vele molens in één overzicht. Hollands Glorie op een kwartiertje rijden vanaf Amsterdam.
Dit verhaal van Philip Hofmeijer werd in 2014 gepubliceerd in het boek Zaanse Parels. Vanwege 50 jaar Zaanstad blikken we met verhalen uit de oude doos terug.
Het is geen wonder dat veel bezoekers denken dat de Zaanse Schans een soort Disneyland is: speciaal voor toeristen neergezet. Niets is minder waar. De Schans en de molens zijn een levend monument van 400 jaar militair, industrieel en sociaal historisch erfgoed. Het enige wat niet origineel is, is de locatie. De huizen, bijeengezet vanwege hun historisch belang, worden gewoon bewoond. De molens, afkomstig uit de hele Zaanstreek maar vanwege de windvang herplaatst naar de Zaanoever, worden nog steeds gebruikt voor het gene dat ze vaak al eeuwen doen, zoals verf malen, olie slaan en houtzagen.
In de loop der jaren hebben er in totaal zo’n 1000 molens gestaan in de Zaanstreek. Anders dan in de rest van Nederland, waar vooral watermolens en korenmolens staan, waren dat veelal industrie molens. Eén op de drie molens was een zaagmolen, dat dit type molen in de Zaanstreek uitgevonden is, ligt daar zeker aan ten grondslag. In 1596 zette ene Cornelis van Uitgeest een krukas in een windmolen en daardoor werd de op en neergaande beweging gecreëerd die nodig is om te zagen. In een tijd waarin alle schepen en de meeste huizen van hout gemaakt werden en alles nog met de hand gezaagd moest worden was dat een revolutie. Er kon sneller, rechter en uiteindelijk ook goedkoper gezaagd worden dan voorheen. Belangrijker, voor de ontwikkeling van de Nederlanden als wereldmacht; er kon sneller gezaagd worden dan in de (grotere) landen om ons heen. De benodigde stammen werden aangevoerd vanuit het Oostzeegebied en vanuit Duitsland. De explosieve groei van het aantal molens in de Zaanstreek in de 17e eeuw viel samen met, of stond aan de basis van, de groei van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
Nergens in Nederland hebben zoveel molens op zo’n kleine oppervlakte gestaan als in de Zaanstreek. Dat had een aantal oorzaken: de houtzaagmolen werd hier uitgevonden; er was een grote ervaring met houtbouw en scheepsbouw, en aangezien een molen niet veel meer (of minder) is dan een zeilboot die vast aan het land bevestigd is ,waren er voldoende mensen die molens konden bouwen. Door de nabijheid van Amsterdam was een grote afzetmarkt onder handbereik voor de producten die hier werden gemaakt; Amsterdam was makkelijk bereikbaar met schepen via de Zaan en het IJ. Bovenal was er meestal voldoende wind in de Zaanstreek vanwege de openheid van het land en de ligging tussen Noordzee en Zuiderzee.
De molens zijn in de 20e eeuw vervangen door moderne fabrieken. De pakhuizen zijn omgetoverd in luxe appartementen. De Zaanstreek is langzaam haar industriële karakter aan het verliezen. Toerisme lijkt voor de nabije toekomst een zekerder bedrijfstak dan de maakindustrie. De nieuwe rol voor Houtzaagmolen het Jonge Schaap is een voorbeeld van deze nieuwe situatie.
Houtzaagmolen Het Jonge Schaap stond oorspronkelijk op de westzijde, vlakbij het huidige station Zaandam. Gebouwd in 1680 was de zeskantige bovenkruiende houtzaagmolen het vlaggenschip van de Zaanse zaagindustrie. De molen deed dienst tot na de Eerste Wereldoorlog, maar in de jaren dertig viel het doek. Helaas was er geen geld om te renoveren. Gelukkig was er wel geld om Anton Sipman in te huren, een wereldberoemde architect die gespecialiseerd was in molenbouw. Sipman mat eind jaren ’30 de molen helemaal op en maakte bruikbare bouwtekeningen. Dat was maar goed ook want in de koude winter van 1942 werd de molen door de Zaanse bevolking afgebroken en opgestookt.
Vervolgens bleef het geruime tijd stil, totdat rond de millenniumwisseling het historisch besef zo groot was dat er, met name vanuit de nog bestaande Zaanse houthandel, het initiatief genomen werd om Het Jonge Schaap, aan hand van de tekeningen van Sipman, te laten herbouwen.
Stichting Het Jonge Schaap werd in het leven geroepen en met bijdragen van provincie, stad , bedrijven en particulieren werd de benodigde € 1.8 miljoen bij elkaar gekregen. In 2005 begon de daadwerkelijke bouw op de nieuwe plek aan de Zaan en twee jaar later was het Jonge Schaap klaar.
Er is voor gekozen de molen te exploiteren als houtzagerij. Dat kon niet met een volledig betaalde bezetting van de molen, dus is er een complete vrijwilligersorganisatie opgetuigd. Ondertussen zijn er naast anderhalve betaalde medewerkers een kleine 70 vrijwilligers betrokken bij het runnen van Het Jonge Schaap. Daarmee is het Schaap wederom in vol bedrijf. Het doel is het zagen van het hout, het bewaren en overdragen van de benodigde kennis en het uitdragen en demonstreren van dit onderdeel van ‘ons’ industrieel erfgoed.
Nu is Het Jonge Schaap één van de parels in de Zaanstreek. De molen heeft zelf een markt aangeboord voor haar op traditionele wijze gewaterde, windgezaagde en windgedroogde hout. Bedrijven en particulieren weten de molen te vinden voor het kwalitatief uitstekende hout, daarmee nadelen als een mogelijk lange levertijd voor lief nemend.
Bezoekers komen graag kijken hoe er met behulp van de wind bomen tot planken en balken worden gezaagd. Op kleinere schaal wordt de molen gebruikt voor feestjes, trouwerijen en zelfs lunches en diners. Een nieuwe invulling voor in een wezen oude molen. De prettige sfeer rondom de molen wordt gecreëerd door de vele vrijwilligers, die allemaal voor hun lol werken en dat ook uitstralen.
Philip Hofmeijer
Houtzaagmolen Het Jonge Schaap
Onderstaande bijdrage van Philip Hofmeijer (destijds werkzaam op houtzaagmolen De Jonge Schaap) en fotografie van Philip Hofmeijer/Rob Vermeij werd in 2014 gepubliceerd in het boek Zaanse Parels.
Onderstaand verhaal met fotografie van Simone Ronchetti werd gepubliceerd in het boek Kijk Zaans (2012)
Het Molenmuseum is verhuisd naar de Kalverringdijk aan de Zaanse Schans. Kijk voor meer info op de site van Vereniging De Zaansche Molen.